‘Onze hond loopt bij een gedragsdeskundige.’ Ik had nooit gedacht deze zin ooit te zullen zeggen. Allereerst vanwege het feit dat ik nooit had verwacht ooit zelf hondeneigenaar te zullen zijn. En ten tweede omdat ik een broertje dood heb aan mensen die hun huisdier behandelen als mens. Maar tadaa! Hier zit ik dan: hondeneigenaar en in de ban van onze hondengedragsdeskundige.

Een goudvis die op zwemles moet. Een hamster die een ‘rebirth’ krijgt. Een paard dat naar klankschaalyoga gaat. Of een kat met hoogtevrees. Ik vond het allemaal maar onzin. Een dier is een dier. Die redt zich prima zonder al die poespas van therapieën en bezinning. En toch ben ik de afgelopen maand overstag gegaan. Sinds kort ben ik in training bij een hondengedragsdeskundige. En dat bevalt uitstekend.

Begin dit jaar adopteerden we Joep. Een schat van een Mechelse herder, met slechts één probleem. Joep is geobsedeerd door auto’s. Hij ziet ze op kilometers afstand rijden en begint al te kwijlen wanneer hij alleen maar het geluid van ronkende dieselmotoren hoort. En dat is niet alles. Het liefst rent hij er achteraan, happend in de banden, als een bordercollie die z’n schaapskudde hoedt.

Helaas voor Joep wonen wij in een bos aan een zandweg waar verrassend weinig auto’s komen. Probleem opgelost, zou je denken. Maar zelfs hier ziet Joep ze nog vliegen. Het resultaat is een hond die iedere dag z’n baasje uitlaat. Een baasje dat gefrustreerd aan het touw wordt voortgetrokken. Dus restte ons nog één laatste redmiddel: de hondengedragsdeskundige.

Een maand geleden hadden we onze intake. Als baasjes waren we nog zenuwachtiger dan Joep. Meestal ligt de oorzaak van een hondenprobleem niet zozeer aan Fikkie maar aan de baas, hadden we gelezen op diverse hondenfora. En u raadt het al: ook dit keer was het niet zozeer Joep die z’n gedrag moest verbeteren, maar vooral de baasjes die hoognodig in training moesten.

Aan de hand van zeven zogenoemde roedelleiderregels leren we Joep steeds beter begrijpen. En hij ons, ook niet onbelangrijk. Bovendien herkennen we sindsdien de signalen die Joep ons geeft. Zo is gapen bijvoorbeeld niet een teken van vermoeidheid, maar van stress. Datzelfde geldt voor een hond die zichzelf rond z’n neus likt of z’n rug begint te krabben. Stress, stress en nog eens stress.

Inmiddels zijn we in training. En dat lukt wonderwel. Stap voor stap leren we om stressfactoren bij zowel Joep als onszelf te vermijden. Dat lijkt trouwens eenvoudiger dan het is, weet ik uit eigen ervaring. Met jaloezie bekijk ik de filmpjes die onze Friese Cesar Milan tijdens de eerste oefendag maakte van een Joep, die ogenschijnlijk kalm langs een snelweg wandelt.

Vol trots liet ik een goede vriend afgelopen week mijn filmpje zien en vertelde over de signalen die Joep me stuurt en die ik nu kan lezen sinds de komst van onze hondengedragsdeskundige. Op z’n gezicht verscheen een brede grijns. Ook zijn signalen kon ik moeiteloos lezen. ‘Niet Joep, maar jijzelf ziet ze vliegen.’ Gelijk heeft ‘ie. Daar hoef je geen gedragsdeskundige voor te zijn.

Nynke van der Zee